De boxer behoort tot de middelgrote rassen; het is een gladharige, robuuste hond met een kwadratische lichaamsbouw en sterke ledematen. De boxer is een hond die men het beste kan vergelijken met een sterk gespierde atleet, die een hoge mate van kracht en snelheid in zich verenigt. De bespiering is zeer droog en krachtig ontwikkeld en moet duidelijk waarneembaar zijn. De bewegingen van de boxer zijn levendig, de gang is vast maar toch elastisch, vrij en ruim in het lopen en de houding is fier en edel. Als gebruikshond mag hem een zekere massa, gepaard gaande aan kracht niet ontbreken evenmin als elegantie als gezelschapshond met veel uithoudingsvermogen en als buitengewoon goede springer.
Al deze gezamenlijke vereisten kunnen alleen dan in een lichaam verenigd worden, als ieder lid afzonderlijk hiervan voor de hoogste prestatie is gebouwd en tot een harmonisch geheel is samengevoegd. Vandaar dat de boxer bij een maximaal ontwikkeld krachtig lichaam, toch niet plomp of zwaar mag zijn. Het hoofd verleent de boxer het hem zo kenmerkende karakter; het moet in een goede verhouding staan tot de rest van het lichaam en mag vooral niet te licht zijn.
Het meest karakteristieke van de boxer is de snuit, waarbij de correcte vorm en de juiste verhouding tot de grootte van de schedel er het meeste op aankomt. Bij de beoordeling van de boxer moet men daarom eerst het totaalbeeld in aanmerking nemen, of massa en elegantie enerzijds en of de onderscheiden delen van het lichaam anderzijds in de meest gewenste verhouding tot elkaar staan, waarbij men ook op de juiste kleur moet letten. Pas daarna moet men deze onderscheiden delen op hun correcte bouw en functie toetsen.